Opleidingsvergoeding: bedrag, inhoudingen, onderhoud - Your-Best-Home.net

De scholingstoelage is voor jongeren vaak het eerste zelfverdiende geld. Lees hier hoeveel er minimaal moet zijn, welke inhoudingen maandelijks verschuldigd zijn en hoe de scholingstoelage van invloed is op alimentatie.

Wat is de opleidingstoelage?

De scholingstoelage is het geldbedrag dat stagiaires ontvangen van hun leerbedrijf. Deze betaling door het bedrijf is niet vrijwillig, maar is vastgelegd in artikel 17, lid 1, clausule 1 van de Wet op de beroepsopleiding (BBiG): "Trainers moeten stagiairs een passende vergoeding toekennen."

Wie bepaalt de hoogte van de scholingstoelage?

De hoogte van de leerwerktoelage is niet over de hele linie te kwantificeren, omdat deze afhankelijk is van verschillende factoren:

  • Trainingsbranche (welk beroep wordt er geleerd?)
  • elke bestaande collectieve overeenkomst
  • Leerlingjaar
  • staat
  • Opleidingsbedrijf

De keuze van het leerberoep heeft de grootste invloed op de leervergoeding: terwijl aspirant-bakkers en kappers bijvoorbeeld slechts een lage leervergoeding krijgen, kan iemand die het beroep van luchtverkeersleider leert of een opleiding tot griffier bij een bank volgt, recht krijgen in het eerste leerjaar. kijk uit naar een knap salaris.
Een eventuele collectieve arbeidsovereenkomst in de gekozen branche legt een bepaald kader vast voor het salaris. Iedereen die hier achter komt, weet welk bedrag hij of zij tijdens de training kan verwachten.
De opleidingsvergoedingen zijn ook afhankelijk van het leerjaar. In § 17 lid 1 lid 2 BBiG wordt bepaald dat de bezoldiging ten minste jaarlijks moet stijgen met voortschrijdende beroepsopleiding. Hoe langer een stagiair in het bedrijf is, hoe hoger zijn salaris.
Doorslaggevend is ook de federale staat waarin de opleiding wordt gestart. Hier zijn nog verschillen, bijvoorbeeld tussen de oude en nieuwe deelstaten (West en Oost).
Last but not least heeft het leerbedrijf natuurlijk ook invloed op de opleidingstoelagen. Afhankelijk van de financiële mogelijkheden kan een bedrijf met zijn stagiaires tijdens de opleiding een hoger salaris afspreken dan doorgaans gebruikelijk is.

Hebben stagiaires recht op vakantie- en kerstbonussen?

Of stagiaires zich kunnen verheugen op meer geld in de vorm van vakantie- of kerstbonussen, hangt af van wat er in de arbeidsovereenkomst staat en of de werkgever gebonden is aan een cao.
Er is geen wettelijke verplichting om vakantie- of kerstbonussen uit te betalen aan stagiaires. Deze bonussen zijn dus (zoals bijvoorbeeld kapitaalopbouwvoordelen) een vrijwillige uitkering door de werkgever aan zijn werknemers.

De opleidingsvergoeding wordt grotendeels bepaald door de branche waarin de stagiair werkt.

Is er een minimumloon tijdens de opleiding?

De beloning die tijdens de opleiding aan de stagiair wordt betaald, valt niet onder de Wet Minimumloon (MiLoG). Desalniettemin zijn er bepaalde richtlijnen die een kader definiëren voor het salaris tijdens de opleiding en dus neerkomen op een minimumloon:

  • De vergoeding moet redelijk zijn.
  • De vergoeding mag niet lager zijn dan bepaalde wettelijke vereisten.

Wanneer is een leerwerktoelage passend?

Verschillende rechtbanken hebben in het verleden al te maken gehad met het feit dat een scholingstoelage nog als passend kan worden beschouwd. In een uitspraak van 29 april 2015 (9 AZR 108/14) oordeelde de Federale Arbeidsrechtbank dat een opleidingsvergoeding over het algemeen niet langer passend is als deze minder is dan 80 procent van de beloning voor stagiaires in de branche zoals gespecificeerd in de collectieve overeenkomst. Hoewel deze waarde niet functioneert als een afgesproken minimumloon, definieert het duidelijk de ondergrenzen.

Onder welk niveau mag de scholingstoelage niet vallen?

Ook in bedrijfstakken waar geen collectieve arbeidsovereenkomst bestaat, zijn er grenzen: sinds begin 2020 geldt niet alleen een hoger wettelijk minimumloon (9,35 euro per uur), maar ook voor het eerst een minimum scholingstoelage voor stagiaires in alle bedrijfstakken.
Afhankelijk van het jaar waarin de opleiding aanvangt, is in artikel 17 lid 2 lid 1 BBiG een minimumbedrag voor de maandelijks uit te betalen bruto opleidingsvergoeding vastgelegd. Volgens de wet moet een stagiair die in 2020 aan zijn carrière begint een maandelijks minimum brutosalaris van 515 euro ontvangen; in 2021 wordt dat 550 euro, in 2022 585 euro en in 2023 minstens 620 euro.
In artikel 17 lid 2 BBiG (punten 2, 3 en 4) staat ook dat de beloning jaarlijks moet stijgen: in het tweede opleidingsjaar met minimaal 18 procent ten opzichte van het eerste jaar, in het derde met minimaal 35 procent en in het vierde met minimaal 40 procent vergeleken met het begin van de training.

Hoogte van de
bruto
Mindestver-
beloning
in …

Hoogte van de
bruto
Mindestver-
beloning
in …
Hoogte van de
bruto
Mindestver-
beloning
in …
Hoogte van de
bruto
Mindestver-
beloning
in …

Start
van de training

1e leerjaar

2e leerjaar
(+ 18%
t.o.v.
1e jaar)

3e leerjaar
(+ 35%
t.o.v.
1e jaar)

4e leerjaar
(+ 40%
t.o.v.
1e jaar)

2020

515 euro

608 euro

695 euro

721 euro

2021

550 euro

649 euro

743 euro

770 euro

2022

585 euro

690 euro

790 euro

819 euro

2023

620 euro

732 euro

837 euro

868 euro

Bron: DGB
Goed om te weten: Tot nu toe bestond er voor stagiaires nog geen dergelijk minimumloon. Al die mensen die een opleiding beginnen in een beroep waarin tot dusver bijzonder lage salarissen worden betaald, profiteren in het bijzonder van deze wettelijke vereiste. Voor toekomstige kappers was het betaalde maandsalaris bijvoorbeeld vaak ver onder de 500 euro bruto in het eerste leerjaar.

Waarom stijgt het leerlingloon van jaar tot jaar?

Zoals hierboven vermeld, wordt de verhoging van de opleidingsvergoeding wettelijk voorgeschreven door artikel 17, lid 1, zin 2, BBiG. En die loonsverhoging is niet meer dan billijk: de stagiair verwerft immers tijdens zijn werk in het bedrijf kennis en kunde, die hij als werknemer gaandeweg beter kan inbrengen. Na verloop van tijd ontwikkelt hij of zij zich tot een steeds meer inzetbare werknemer. Dit wordt beloond met het hogere salaris tijdens de opleiding.

Wanneer komt het opleidingssalaris?

De scholingstoelage wordt doorgaans met terugwerkende kracht aan het einde van de maand uitbetaald. Opleidingsbedrijven konden deze eerder, maar niet later overdragen: artikel 18 lid 2 BBiG bepaalt dat de beloning uiterlijk op de laatste werkdag van de betreffende maand moet worden betaald.
Als een leerling bijvoorbeeld op 1 september met zijn opleiding begint, moet hij tot het einde van de maand wachten voordat de eerste betaling op zijn rekening wordt gestort.

Bestaat de scholingstoelage ook bij ziekte?

Net als volledig gekwalificeerde medewerkers hebben stagiaires ook recht op doorbetaling van loon bij ziekte. Dit betekent dat een stagiair die wegens ziekte enkele dagen of weken afwezig is, toch recht heeft op de scholingstoelage.
Indien de stagiair echter langer dan zes weken arbeidsongeschikt is, vervalt dit recht. Dan grijpt de zorgverzekeraar echter in met ziekengeld.

De scholingstoelage stijgt naarmate de beroepsopleiding vordert.

Welke inhoudingen zijn er voor het opleidingssalaris?

Het salaris voor stagiaires heeft, net als dat voor vakmensen, zowel een bruto als een nettowaarde.
De brutovergoeding is het bedrag dat het bedrijf dat de opleiding verzorgt maandelijks aan de stagiair betaalt. De netto beloning is wat de stagiair daadwerkelijk bereikt na alle noodzakelijke inhoudingen.
Twee kostenfactoren worden afgetrokken van de brutovergoeding:

  • Belastingen
  • Sociale zekerheidsbijdragen

Welke belastingen moeten worden betaald?

De werkgever houdt bepaalde belastingen in op de brutowaarde van de scholingstoelage en betaalt deze rechtstreeks. Deze belastingen zijn:

  1. Inkomstenbelasting
    Leerlingen halen vaak loonbelasting over, althans in hun eerste opleidingsjaar: in 2020 hoeven mensen in belastingklasse I die pas te betalen als hun maandinkomen (bruto) hoger is dan het bedrag van 1.081,24 euro.
  2. Solidariteitstoeslag
    De solidariteitstoeslag is direct gekoppeld aan de loonbelasting. Alleen die mensen moeten de zogenaamde "Soli" betalen die meer dan 972 euro loonbelasting per jaar betalen. Iedereen met belastingklasse I kan 1.572,83 euro bruto per maand verdienen zonder de solidariteitstoeslag te betalen.
  3. Kerkbelasting
    Of de kerkbelasting wordt betaald, hangt ervan af of de stagiair tot een kerkgenootschap behoort of niet. Als dit het geval is, moet in Beieren en Baden-Württemberg acht procent van de loonbelasting worden betaald en negen procent in alle andere deelstaten. Indien de leerlingvergoeding niet meer dan 1.081,24 euro bruto bedraagt, is geen loonbelasting en dus ook geen kerkbelasting verschuldigd.

Welke sociale premies moeten betaald worden over de opleidingstoelage?

Net als volledig gekwalificeerde werknemers zijn stagiairs verplicht om bepaalde sociale zekerheidsbijdragen te betalen uit hun opleidingstoelage. Dit zijn:

  1. Ziektekostenverzekering
    Als stagiair is het niet meer mogelijk om via je ouders een familiale verzekering af te sluiten. In plaats daarvan moeten stagiaires zelf een ziektekostenverzekering afsluiten. De maandelijkse bijdragen worden berekend op basis van de hoogte van de scholingstoelage en worden door de werkgever rechtstreeks aan de zorgverzekeraar betaald.
  2. Langlopende zorgverzekering
    Bijdragen aan langdurige zorgverzekering zijn ook verplicht voor stagiairs. Ze worden ook rechtstreeks door de werkgever betaald.
  3. Werkloosheidsverzekering Een werkloosheidsverzekering
    biedt bescherming tegen het risico van werkloosheid, maar ook tegen werktijdverkorting. De maandelijkse bijdrage wordt berekend als een percentage van de bezoldiging en vloeit ook rechtstreeks van de werkgever naar het Federaal Arbeidsbureau.

Is de scholingstoelage een inkomen?

Fiscaal gezien is de scholingstoelage een van de inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid. Het maandelijkse bedrag dat aan de stagiair wordt betaald, moet daarom als inkomen worden beschouwd.

Welke financiële ondersteuning is er voor stagiaires?

Als de leerlingvergoeding niet voldoende is voor levensonderhoud, eten en reiskosten, helpt de staat leerlingen met verschillende soorten ondersteuning. Deze omvatten:

  • Toelage voor beroepsopleiding
  • Vooruitgang BAföG

Wat is de toelage voor beroepsopleiding?

Als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, kunnen jongeren in de initiële opleiding voor de gehele duur van hun opleiding bij het Uitzendbureau een beroepstoeslag (BAB) aanvragen. Dit is vastgelegd in artikel 56, Derde Boek van de Sociale Code (SGB).
Stagiaires kunnen profiteren van een maandelijkse ondersteuning van momenteel 716 euro. Vanaf augustus 2020 wordt dat 723 euro per maand. De scholingstoelage wordt echter verrekend met dit maximumbedrag als het bepaalde vrijstellingen overschrijdt.
Of en in hoeverre u recht heeft op een beroepsopleidingstoelage, kan globaal worden bepaald met behulp van de BAB-calculator van het Federaal Arbeidsbureau.

Wat is de vooruitgang van BAföG?

Op 1 augustus 2020 treedt een wet in werking die verbeteringen brengt voor degenen die verdere kwalificaties willen behalen, bijvoorbeeld om een ​​meestervakman of specialist te worden. De Aufstiegsfortbildungsförderungsgesetz (AFBG) wordt ook kortweg "Aufstiegs-BAföG" genoemd en ondersteunt al diegenen die streven naar een hogere kwalificatie in hun branche met de aanvullende opleiding dan die welke kan worden bereikt met een beroepsopleiding tot gezel of geschoold arbeider.

Wordt de scholingstoelage verrekend met alimentatie?

Volgens § 1610, § 2 van het Duitse burgerlijk wetboek (BGB), hebben kinderen recht op alimentatie van hun ouders als ze een beroepsopleiding voltooien. De ouders zijn dan verplicht om zowel de kosten van deze opleiding als die voor de behoeften van het kind te betalen.
De zogenaamde "Düsseldorfer-tafel" laat zien welk bedrag moet worden vastgesteld voor de levensbehoeften. Hoewel dit geen wettelijke vereiste is, fungeert het als richtlijn voor welke betalingen moeten worden gedaan. Afhankelijk van het inkomen (netto) van de ouders en de leeftijd van het kind kan de tabel gebruikt worden om een ​​bepaalde alimentatieaanspraak te bepalen. Woont een volwassen kind niet meer bij de ouders, dan hebben ze, ongeacht hun inkomen, een maandelijkse alimentatieclaim van momenteel 860 euro.
Als het minderjarige of volwassen kind geld verdient met scholingstoelage, moet dit worden verrekend met de alimentatie. Het bedrag dat de ouders aan het kind ter beschikking moeten stellen, is daardoor lager.
Er kan echter een forfaitair bedrag van 90 euro worden geclaimd ten gunste van het kind voor aanvullende opleidingsgerelateerde behoeften zoals vakboeken, werkkleding en dergelijke. De alimentatieplicht van de ouders wordt dan verminderd met het bedrag van de scholingstoelage (netto) minus 90 euro.
Voorbeeld: Thomas Schumacher is 18 jaar, woont in een gedeeld appartement en leert vanaf september 2020 het beroep van communicatiemedewerker op kantoor. Hij verdient dan 690 euro netto per maand.
Thomas heeft in principe een alimentatievordering van 860 euro van zijn ouders. Zijn netto scholingstoelage voor kantoorcommunicatie (690 euro) moet echter van deze declaratie worden afgetrokken. Het subtotaal is 170 euro. Het vaste tarief van 90 euro wordt dan opgeteld, zodat Thomas uiteindelijk een alimentatievordering van 260 euro van zijn ouders heeft.

Onderhoudsclaim volgens de Düsseldorf-tabel:

860 euro

- Netto scholingstoelage:

690 euro

+ Vast tarief voor aanvullende trainingsgerelateerde behoeften:

90 euro

Werkelijke alimentatieclaim:

260 euro

Interessante artikelen...